Terugkoppeling
Antwoord op onderzoeksvraag en deelvragen
In mijn praktijkonderzoek ging ik op zoek hoe een geïntegreerde aanpak gebaseerd op de zelfdeterminatietheorie van Stevens (2010), binnen een sterke pedagogische basis kan bijdragen aan het vergroten van de motivatie en EF bij leerlingen in de eerste graad van het Instituut Heilig Hart. Mijn onderzoek richt zich binnen het zorgcontinuüm met zijn interventies voornamelijk op de brede, preventieve basiszorg voor de klas in zijn geheel. Ik ben me ervan bewust dat enkele leerlingen ondersteuning nodig hebben binnen de verhoogde zorg, en dit zal ik in het portfolio Doorwerking meer onderzoeken.
Uit de beginsituatie kon ik vaststellen dat mijn praktijk zich aansluit bij het medische model (Schuman, 2010). Uit een bevraging bij een focusgroep bleek dat sommige leerkrachten de neiging hebben om moeilijkheden rond EF door te verwijzen. Gezien het gaat om een waarderend onderzoek, heb ik vooral gelet op effectieve lerarenhandelingen. Zo merkte ik een groeiend bewustzijn naar meer inclusie. Enkele collega's vertelden dat ze aandacht geven aan sterktes van leerlingen en aanpassingen bieden zonder dat er een diagnose voor nodig is. Deze bevindingen hebben mij doen nadenken over het ontwikkelingsgericht benaderen van EF.
Uit mijn observaties en analyse van de observatieformulieren van de workshops bleek dat vooral aandacht en impulsbeheersing in de geobserveerde klas ondersteuning vroegen. Toch toonde mijn bronnenstudie, observatie van de workshops en nabespreking met de focusgroep aan dat het weinig effect heeft om EF geïsoleerd te benaderen. De focusgroep inspireerde mij om te kijken vanuit de motivatie van het kind. Wat wel werkt, is een geïntegreerde aanpak die vertrekt vanuit verbondenheid, afgestemd is op het kind en focust op interactie. Bovendien is het belangrijk om ruimte te laten voor autonomie bij tieners.
De inzichten hierboven zorgden ervoor dat de focus van mijn onderzoek van breinfuncties naar motivatie en een pedagogische basis verschoof. Ik begon EF waarderend en groeigericht te bekijken los van labels. Ik besloot hierdoor de rest van mijn onderzoek te kijken naar mijn eigen pedagogisch functioneren.
In de zoektocht naar lerarenhandelingen die impact hebben op motivatie, kwam ik tot het inzicht dat interventies die meerdere EF aanspreken en geïntegreerd zijn in de dagelijkse klaspraktijk het meest effect hebben. Daarnaast speelt de relatie tussen leerkracht en leerling een grote rol. Uit de vragenlijst die ik afnam bij leerlingen in de eerste graad, bleek dat handelingen die focussen op competentie en verbondenheid in mijn praktijk het meeste effect hebben. Handelingen met focus op autonomie bleken iets minder effect te hebben, wat tegenstrijdig is met de literatuur die zegt dat tieners meer nood hebben aan autonomie.
De bronnenstudie leerde me dat bepaalde leerkrachtkwaliteiten essentieel zijn om motivatie aan te wakkeren: geduldig zijn, duidelijke doelen stellen, relevante taken aanbieden, interactie stimuleren, druk vermijden en lesgeven op een warme maar sturende manier. Uit de vragenlijst over lerarenhandelingen bleek dat leerlingen in mijn klassen het meest gemotiveerd zijn door duidelijkheid en het vermijden van druk.
Om bovenstaande inzichten om te zetten naar de praktijk, ontwierp ik een lessenreeks die gebaseerd is op de drie basisbehoeften uit de zelfdeterminatietheorie: relatie, autonomie en competentie (Stevens, 2010). Voor relatie gebruikte ik werkvormen zoals het spel Openhartig en check-in. Autonomie kwam aan bod door de werkvorm 'brein-boek-buur-baas' en het loopdictee. Competentie ondersteunde ik via wisbordjes, peer-ondersteuning, exit tickets, prikkelarme muren en een denkstappenplan.
Deze interventies werden geobserveerd door een collega, die bevestigde dat zowel de basisbehoeften als de gewenste leerkrachtkwaliteiten zichtbaar waren in mijn lespraktijk. Mijn pedagogische stijl werd door mijn collega beschreven als ondersteunend en structurerend. Op de Roos van Leary (interactionisme) werd ik vooral gesitueerd op de samenkant: helpend, begrijpend en leidend. Dit sluit aan bij de visie van Wubbels & Brekelmans (2005) en Vansteenkiste (2010), die zeggen dat leerkrachten met een warme en sturende aanpak het meeste invloed hebben op motivatie en leerprestaties van leerlingen.
Op basis van de bevraging bij leerlingen wordt mijn stijl als motiverend ervaren. Ze waarderen de vrijheid die ik ze geef om fouten te maken en zelfstandig te werken, wat bijdraagt aan autonomie. Een verbeterpunt is om ze meer inspraak te geven in de klasafspraken. Wat betreft competentie, vinden ze de uitleg die ik geef duidelijk en help ik ze goed als ze iets niet begrijpen. De rustige sfeer helpt hen zich te concentreren. In de toekomst zal ik meer visuele materialen gebruiken en duidelijker uitleggen waarom we iets leren. Leerlingen ervaren mij als een aardige, positieve leraar en ze voelen zich begrepen. Toch zou ik nog beter kunnen omgaan met negatief gedrag en meer persoonlijke verhalen delen om de verbondenheid verder te versterken. Wat betreft de interventies, vinden leerlingen de wisbordjes en het spel Openhartig het meest motiverend. Ook de check-in en loopdictee worden positief beoordeeld.
Uiteindelijk kan ik met mijn onderzoek concluderen dat een geïntegreerde aanpak die vertrekt vanuit de basisbehoeften een sterke invloed heeft op de motivatie van leerlingen. Vanuit die verhoogde motivatie ontstaat ruimte voor groei in EF.
Terugkoppeling persoonlijke doelen
Door dit onderzoek heb ik handvaten ontwikkeld om vanuit een sterke pedagogische basis aan de slag te gaan met motivatie met effect op EF. Ik begrijp nu beter waarom leerlingen soms moeite hebben met EF. Deze worden beïnvloed door stress, opvoeding, geslacht en persoonlijke kenmerken. Zo zit er in mijn klas een jongen die thuis fysieke agressie meemaakt en minder matuur is dan zijn leeftijdsgenoten. Hij speelt het liefst nog met autootjes. Zijn moeite met impulsbeheersing zie ik nu met meer begrip en geduld. Het is dus belangrijk om oog te hebben voor de authenticiteit van leerlingen. Door mijn aanpak kan ik mijn eigen emoties beter reguleren en vermijd ik escalaties. Ik besef nu dat ik een verschil kan maken door mijn eigen lerarenstijl bij te sturen, wat binnen mijn cirkel van invloed ligt (Covey, 2011).
Ik heb de indruk dat ik met meerdere interventies mijn doel heb bereikt. Door preventief de basisbehoeften van leerlingen te vervullen, merkte ik dat ze gemotiveerder zijn, meer autonomie ervaren (bv. brein-boek-buur-baas), zich competenter voelen (bv. denkstappenplan) en meer verbonden zijn (bv. Openhartig). Dit bevestigden leerlingen ook in de vragenlijst. Ik heb de leeromgeving aangepast aan de noden van de klas (bv. prikkelarme muren), minder gefocust op labels en stigma's (bv. vragen op post-its parkeren), en rekening gehouden met geslacht (bv. actief onderwijs). Minder gelukt is het betrekken van ouders.
Aanbevelingen
Deze aanbevelingen voor leerkrachten in de eerste graad van het secundair onderwijs vloeien voort uit mijn bronnenstudie. Ze situeren zich binnen de brede basiszorg en hebben als doel de motivatie, en daardoor ook de EF te versterken, het hele schooljaar door.
Integreer EF in je dagelijkse klaspraktijk...
...niet als losstaand thema, maar vanuit een sterke pedagogische basiszorg (D'Intino et al., 2022; Diamond & Ling, 2020). Gebruik motiverende werkvormen die inspelen op de basisbehoeften van de zelfdeterminatietheorie (Stevens, 2010).
Benader EF holistisch en ontwikkelingsgericht (Diamond, 2013; Jolles, 2016).
Beschouw ze niet als tekorten of diagnostische labels (Dewachter, 2019; Pameijer, 2017), maar als groeipotentieel dat gestimuleerd kan worden via klasactiviteiten. Wees daarbij alert voor de impact van stress (Kleinjan et al., 2020; Murray et al. 2015; Van Zundert, 2023) en context op gedrag (Batstra, 2021).
Investeer in je leerkrachtkwaliteiten
Ontwikkel een autoritatieve opvoedingsstijl (Rigter, 2020) met geduld (Mitchell, 2020), duidelijke doelen (Van Buurt, Teeuwisse, & Timmermans, 2022; Hattie, 2003; Mitchell, 2022; Marzano, 2003; Beumer-Peeters, 2018; Heemstra & Copejans, 2019), een warme maar sturende aanpak (Mitchell, 2022; Hattie, 2003; Mathyssen, 2022; Schuit, De Vrieze, & Sleegers, 2011; Mathyssen & Gevaert, 2022; Vansteenkiste, 2010), het vermijden van druk (Mitchell, 2022; Givvin, Stipek, Salmon, & MacGyvers, 2001; Beumer-Peeters, 2018) en het aanbieden van relevante opdrachten (Beumer-Peeters, 2018). Door bewust te handelen verhoog je het welbevinden en de betrokkenheid van je leerlingen.