GSEL 5 - Internaliserend gedrag

12 november 2024

1. Pameijer, N. (2017). Uitgangspunten handelingsgericht werken. Acco Learn. 

Enkele hoofdpunten uit de tekst zijn:

  1. Doelgericht werken: Leerkrachten stellen ambitieuze en haalbare doelen die SMARTI (Specifiek, Meetbaar, Ambitieus, Realistisch, Tijdgebonden en Inspirerend) zijn. Door doelgericht te werken, analyseren leerkrachten continu de effecten van hun aanpak en gebruiken zij feedback om het onderwijs te verbeteren.

  2. PORTFOLIO DOORWERKING Wisselwerking en afstemming: HGW benadrukt het belang van interacties tussen leerling en omgeving. Zowel leerkracht als leerling beïnvloeden elkaar, en een goede relatie kan het leren positief stimuleren. Problemen worden gezien als een gevolg van de match tussen de behoeften van de leerling en de aanpak van de leerkracht of ouders. --> OBSERVATIE: Dit gebeurt vaak door een collega te laten observeren of door observatievragen te formuleren. Deze vragen kunnen gericht zijn op hoe de leerkracht tegemoetkomt aan de behoeften van de leerling en op de effecten daarvan op de leerling.

  3. ¨PORTFOLIO DOORWERKING Centrale rol van onderwijsbehoeften: HGW pleit voor een focus op wat een leerling nodig heeft om doelen te bereiken, in plaats van wat hij of zij mist. Dit voorkomt dat labels zoals ADHD of autisme te veel de aanpak bepalen en richt zich in plaats daarvan op een praktische en passende benadering voor de ontwikkeling van het kind.

  4. Constructieve samenwerking met ouders: Ouders spelen een essentiële rol in het onderwijsproces. HGW bevordert ouderbetrokkenheid en stelt dat een gezamenlijke aanpak van leerkrachten en ouders het schoolsucces aanzienlijk vergroot.

2. Sessie 1

  • Ernst van gedrag volgens Rutter: Leeftijd, duur van probleemgedrag, omstandigheden, socioculturele setting, hoeveelheid en frequentie van problemen, type problemen en mate van voorkomen in de populatie, intensiteit, verandering, situatiegebonden
  • Van Meersbergen: zie ppt --> input voor beslisboom brede basiszorg
  • Tier 1-2-3 driehoek: meergelaagdheid PORTFOLIO DOORWERKING
  • Vb. Participatief actieonderzoek --> observatiewijzers ?
  • Portfolio's: onderbouwen waarom je kiest voor bepaalde methodieken!
  • Welke methode kies ik voor mijn portfolio: HGW-, OGW- of PDCA-cyclus
  • Ilse van den Heuvel - podcast verbindend gezag
  • Ijsbergtheorie: Wat wil je? (drijfveren) Wat vind je? (aannames, overtuigingen) Wat doe je?
  • Hoe ga ik signaleren? Vanuit kind, omgeving, interactie, proces
  • Paradigma's: kijk eens door een andere bril
  • Risicofactoren (factoren die kans op problemen versterken) en beschermende factoren ( "" afzwakken)
  • Drie stromingen binnen gedragstheorie: toegepaste gedragstheorie (gedrag wordt beïnvloed door wat eraan voorafgaat en erop volgt), cognitieve gedragstheorie (gedrag beïnvloed door gedachten), ACT (herkennen en accepteren van emoties en gedachten en ermee omgaan)
  • Positieve psychologie: problemen kunnen omgezet worden in te leren vaardigheden
  • Disclosure= bereidheid om hulp te zoeken

26 november 2024

1. Horeweg, C. (z.j.). De traumasensitieve school: Het stresssysteem en emoties. [Onuitgegeven handboek].

Polyvagale theorie

  • Stephen Porges' theorie legt uit hoe ons zenuwstelsel reageert op veiligheid en gevaar.
  • Het sociale betrokkenheidssysteem kalmeert kinderen als ze zich veilig voelen. Als dat ontbreekt, raken ze in vecht-/vluchtmodus of bevriezen ze.
  • Trauma beïnvloedt deze systemen, waardoor kinderen hyperalert zijn op gevaar en moeilijk kunnen ontspannen.

Invloed van emoties op gedrag:

  • Emoties worden door het hele lichaam gevoeld en beïnvloeden het arousalniveau.
  • Getraumatiseerde kinderen opereren vaak in een overlevingsmodus, wat rationeel denken bemoeilijkt.
  • Spelen, zingen en mindfulness helpen kinderen het sociale betrokkenheidssysteem te activeren en te kalmeren.

Rol van de mediale prefrontale cortex (MPFC):

  • De MPFC reguleert emoties en helpt impulsief gedrag onder controle te houden.
  • Bij gestreste kinderen functioneert deze minder goed, wat leidt tot snel boos worden of irrationele reacties.
Limbisch systeem en energiebalans
  • Het limbisch systeem reageert constant op dreiging en verbruikt veel energie.
  • Chronische stress put kinderen uit, beïnvloedt hun concentratie en zelfcontrole, en bemoeilijkt leren.
Impulsiviteit
  • Impulsief gedrag wordt vaak veroorzaakt door stress, niet door een gebrek aan wilskracht.
  • Omgevingsfactoren zoals lawaai of conflicten verhogen impulsiviteit.
Herkennen en reageren op stress
  • Tekenen van stress bij kinderen zijn onder andere stemmingswisselingen, boosheid of angst.
  • Traditionele methoden zoals straffen en preken verhogen de stress en verergeren het gedrag.
  • Kalme en empathische reacties van leraren helpen kinderen beter te reguleren.
Praktische tips
  • Blijf zelf kalm, praat zacht en gebruik geen complexe eisen.
  • Stimuleer activiteiten die stress verminderen, zoals mindfulness en rustige bewegingen.
  • Creëer een veilige klasomgeving waarin kinderen leren zelfregulatie te ontwikkelen.

2. Bolier, L., Speetjens, P., Volker, D., & Sinnema, H. (2016). JGZ-richtlijn Angst. Trimbos-instituut. Beschikbaar op www.jgzrichtlijn.nl

Normale versus problematische angst:

  • Angststoornissen zijn intens en aanhoudend, met grote gevolgen voor het dagelijks leven.
  • Problematische angst leidt niet tot ernstige beperkingen, maar kan hinderlijk zijn.
  • Angst is leeftijdsgebonden en vaak van voorbijgaande aard.

Soorten angststoornissen

  • Veelvoorkomende typen zijn scheidingsangst, sociale fobie, faalangst en specifieke fobieën.
  • Angst kan zich ook uiten door lichamelijke klachten zoals buikpijn of hoofdpijn.

2. Sessie 2: Angstig gedrag, stress, onzekerheid

  • Adverse childhood experiences (ACE)

3 december 2024

1. Mérelle, S., Van Bergen, D., Popma, A., et al. (2019). Suïcide onder 10- tot 20-jarigen in 2017: Een verdiepend onderzoek. 113 Zelfmoordpreventie.

Het rapport heeft als doel een beter inzicht te geven in de factoren die een rol spelen bij suïcides onder jongeren, om praktische aanbevelingen te formuleren voor preventie. 

Sociaal-demografische kenmerken:

  • De meeste jongeren waren 17 jaar (gemiddelde leeftijd: 16,9).
  • Meisjes waren licht oververtegenwoordigd in de steekproef (51%).
  • De methoden van zelfdoding waren meestal verhanging (57%) of springen voor de trein (34%).

Risicofactoren:

  • 72% van de jongeren had eerder suïcidale gedachten geuit.
  • Meer dan de helft had zelfbeschadiging of een eerdere suïcidepoging gemeld.
  • Bij 59% was sprake van een psychiatrische diagnose, en 53% kende anderen met suïcidale gedachten of suïcides in hun omgeving.

Adolescentie

  • Schooldruk: Prestatiedruk, faalangst, en problemen met docenten of schoolomgeving werden vaak genoemd. Sommige jongeren ervoeren mislukkingen in hun schoolloopbaan als bepalend.

  • Sociale relaties: Problemen thuis, pestgedrag en teleurstellingen in vriendschappen droegen bij aan gevoelens van isolatie en wanhoop.

  • Middelengebruik en trauma: Er was sprake van verhoogd gebruik van alcohol en drugs en van ervaringen met seksueel misbruik of mishandeling.

Hulpverlening

  • 63% van de jongeren stond in contact met hulpverlening op het moment van overlijden.
  • Knelpunten zoals discontinuïteit in zorg, wachtlijsten, en gebrekkige samenwerking tussen hulpverleners kwamen regelmatig naar voren.
  • Slechts 41% gebruikte medicijnen voor psychische problemen, ondanks vaak ernstige klachten.

Sociale media, games en series

  • Sociale media speelden een ambivalente rol. Hoewel ze soms ondersteuning boden, konden ze ook gevoelens van minderwaardigheid en suïcidaliteit versterken.
  • Series zoals "13 Reasons Why" werden genoemd vanwege hun impact, met name in het idealiseren of normaliseren van suïcide.

Imitatie

  • De mogelijkheid van suïcideclusters en het effect van imitatiegedrag (Werther-effect) werd onderzocht. Deze bleken aanwezig, maar slechts in beperkte mate een verklaring te bieden.

Specifieke groepen:

  • LHBT-jongeren: LHBT-jongeren in de steekproef rapporteerden vaker suïcidaliteit, mede door afwijzing en stigma.

  • Migrantenjongeren: Jongeren met een migratieachtergrond waren ondervertegenwoordigd in de steekproef, maar wel vaker kwetsbaar vanwege cultuur- en taalbarrières.

Laatste periode voorafgaand aan suïcide:

  • Gedragsveranderingen, zoals terugtrekking of plotselinge stemmingwisselingen, werden vaak gerapporteerd.
  • Ouders zagen vaak signalen, maar herkenden deze niet altijd als een waarschuwing voor suïcide.
Aanbevelingen voor preventie:
  • Verbeteren van continuïteit in hulpverlening en verminderen van wachttijden.
  • Meer aandacht voor risicogroepen, zoals LHBT-jongeren en jongeren met schoolproblemen.
  • Het bieden van meer ondersteuning aan ouders en leerkrachten om signalen van suïcidaliteit vroegtijdig te herkennen.

2. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Trimbos-instituut, & Amsterdam UMC. (2019). Mentale gezondheid van jongeren: Enkele cijfers en ervaringen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

Het onderzoek werd uitgevoerd vanwege signalen dat prestatiedruk onder jongeren toeneemt, wat mogelijk leidt tot meer psychische klachten zoals burn-out. Het doel was om beschikbare cijfers en ervaringen met stress te inventariseren, met nadruk op jongeren van 12 tot 25 jaar.

Cijfers over psychische gezondheid

  • Algemene trends: Ongeveer 8% van de jongeren tussen 12 en 25 jaar scoorde als 'psychisch ongezond' (CBS, 2015-2017). Dit is een lichte stijging vergeleken met 10 jaar eerder.
  • Leeftijdsverschillen: Psychische problemen nemen toe met de leeftijd, van ongeveer 5% bij 12-17 jaar naar 11% bij 18-25 jaar. Vooral meisjes tussen 14-17 jaar ervaren meer psychische klachten.
  • Sociaaleconomische context: Jongeren uit minder welvarende gezinnen of met migratieachtergrond lopen meer risico.

Ervaringen met stress

  • Prestatiedruk: Jongeren voelen druk om hoge cijfers te halen, een succesvolle carrière na te streven en maatschappelijk 'perfect' te presteren. Deze druk wordt versterkt door het leenstelsel en competitieve omgevingen.
  • Sociale media: Platforms zoals Instagram versterken het ideaalbeeld van 'het perfecte plaatje', wat leidt tot onzekerheid en een gevoel van tekortschieten.
  • Ouders en verwachtingen: Ouderlijke verwachtingen kunnen bijdragen aan stress, vooral wanneer jongeren het gevoel hebben dat ze niet mogen falen.
  • Zorgen over de wereld: Maatschappelijke problemen zoals klimaatverandering en politiek zorgen bij sommige jongeren voor stress en machteloosheid.

Aanbevelingen

  • Meer uniforme meetmethoden: Gebruik van consistente vragenlijsten in onderzoeken om trends beter te kunnen volgen.
  • Focus op positieve gezondheid: Naast het voorkomen van stoornissen, aandacht voor het bevorderen van veerkracht en welzijn.
  • Betere ondersteuning voor kwetsbare groepen: Jongeren met een migratieachtergrond, LHBT-jongeren, en jongeren uit gezinnen met financiële problemen verdienen extra aandacht.
  • Ouderbetrokkenheid: Begrijpen hoe ouders bijdragen aan prestatiedruk en hen bewust maken van hun invloed.
  • Aandacht voor maatschappelijke context: Analyse van de impact van sociale normen, economische druk, en onderwijssystemen.

3. NJR. (2018). Jongeren over psychische gezondheid. Nederlands Jeugdinstituut.

Het rapport biedt een verkenning van hoe jongeren in Nederland psychische problemen ervaren, hoe zij ermee omgaan, en welke rol hun omgeving speelt. Het doel is om knelpunten en oplossingen te identificeren vanuit het perspectief van jongeren zelf en deze te gebruiken voor beleidsverbeteringen.

Kwantitatieve bevindingen: Houding van jongeren

  • Ervaringen met psychische klachten: 42% van de jongeren geeft aan dat zij of leeftijdsgenoten problemen ervaren in het dagelijks functioneren door psychische klachten.

  • Rol van vrienden: 91% van de jongeren noemt vrienden als de belangrijkste steun bij psychische problemen, gevolgd door ouders (77%) en vertrouwenspersonen (45%).

  • Bereidheid om te helpen: 79% denkt in staat te zijn leeftijdsgenoten te ondersteunen, bijvoorbeeld door een luisterend oor te bieden of begrip te tonen.

  • Openheid over problemen: 72% vindt dat jongeren open moeten kunnen praten over psychische problemen. Jongeren van havo/vwo zijn hier positiever over.

  • Acceptatie van psychische problemen: Meer dan de helft van de jongeren accepteert iemands gedrag sowieso, ongeacht of er een diagnose is gesteld.

Ervaringen met de jeugd-GGZ

  • Diagnose en behandeling: Jongeren ervaren behandelingen vaak als symptoombestrijding. Er wordt te weinig aandacht besteed aan de onderliggende oorzaken.

  • Zelfregie: Jongeren willen meer inspraak in hun behandelplan, met een focus op toekomstperspectief in plaats van alleen klachtenreductie.

  • Nazorg: Veel jongeren voelen zich in een zwart gat vallen na de behandeling en pleiten voor laagdrempelige nazorg, bijvoorbeeld via ervaringsdeskundige vertrouwenspersonen.

Taboe en stigma

  • Stigmatisering: Het taboe op psychische problemen wordt versterkt door onwetendheid en stereotypering, zoals het snel labelen van gedrag.

  • Oplossingen: Voorlichting door ervaringsdeskundigen op scholen en in de media wordt gezien als cruciaal om het stigma te doorbreken.

Top 5 knelpunten en oplossingen:

  1. Stigma/taboe bestrijden: Voorlichting door ervaringsdeskundigen. /Campagnes op scholen en via sociale media.
  2. Zelfregie en maatwerk: Jongeren betrekken in behandel- en toekomstplannen. / Zorg afstemmen op individuele behoeften.
  3. Flexibel onderwijs: Meer maatwerk, zoals modulaire lesprogramma's. /Ondersteuning bij stages en werkervaring.
  4. Nazorg en sociale steun: Laagdrempelige inloopvoorzieningen in de wijk. / Directe toegang tot hulp bij terugval.
  5. Voorlichting in onderwijs: Training voor docenten over omgaan met psychische klachten. / Informatie over GGZ-problematiek in het curriculum.

4. Sessie 3: Suïcidaliteit, depressie

  • Ontwikkeling empathie start rond 3 levensjaar: emoties herkennen --> emoties erkennen bij jezelf --> emotieregulatie
  • Filmpje: dit gebeurt er in je hoofd bij een depressie --> meesterschap genetische factoren

10 december 2024

1. Kolijn, J., & Boer, J. de. (2019). Psychische diversiteit. Tijdschrift voor Orthopedagogiek.

Dit artikel benadrukt het belang van psychische diversiteit binnen het onderwijs. Psychische diversiteit wordt beschreven als de uiteenlopende manieren waarop individuen informatie verwerken, emoties reguleren en sociaal functioneren. Het artikel richt zich op het creëren van een inclusief onderwijssysteem dat ruimte biedt aan deze diversiteit en effectief inspeelt op de uiteenlopende behoeften van leerlingen.

Definitie psychische diversiteit

Psychische diversiteit omvat meer dan alleen stoornissen zoals ADHD of autisme. Het omvat ook normale variaties in cognitieve, emotionele en sociale processen. Er wordt gepleit voor een bredere acceptatie van deze diversiteit binnen schoolcontexten.

Onderwijs en inclusie

Het artikel pleit voor een inclusief onderwijssysteem waarin de sterktes van leerlingen worden benut en hun uitdagingen worden erkend zonder stigmatisering. Leraren spelen hierin een cruciale rol door een veilige en ondersteunende leeromgeving te creëren.

Sociale en emotionele vaardigheden

Een belangrijk aspect van psychische diversiteit is de ontwikkeling van sociale en emotionele vaardigheden. Deze vaardigheden, zoals empathie, samenwerken en zelfregulatie, zijn essentieel voor succesvol functioneren in groepsomgevingen zoals de klas.

Aanbevelingen voor de praktijk

    • Leraren dienen methodieken te gebruiken die aansluiten bij de specifieke behoeften van leerlingen, zoals visuele hulpmiddelen of gestructureerde routines.
    • Feedback moet positief en opbouwend zijn om het zelfvertrouwen en de motivatie van leerlingen te versterken.
    • Samenwerking tussen school, ouders en zorgprofessionals is essentieel voor een holistische aanpak.

2. Mitchell, D. (2014). Wat echt werkt: Evidence-based strategieën voor speciaal en regulier onderwijs. (Strategie 3: Sociale-vaardigheidstraining). Pica Uitgeverij.

Mitchell richt zich in deze strategie op het aanleren van sociale vaardigheden, een cruciaal onderdeel van onderwijs voor leerlingen met speciale behoeften. Het boek benadrukt dat sociale vaardigheden essentieel zijn voor zowel het academische succes als het persoonlijke welzijn van leerlingen.

Wat zijn sociale vaardigheden?

Sociale vaardigheden zijn gedragingen en kennis die nodig zijn om effectief en passend te kunnen functioneren in sociale interacties. Ze omvatten:

  • Sociale gevoeligheid: Het herkennen en interpreteren van sociale signalen.
  • Inlevingsvermogen: Het begrijpen van emoties en perspectieven van anderen.
  • Probleemoplossend vermogen: Het effectief omgaan met sociale conflicten en uitdagingen.
  • Moreel oordeel: Het evalueren van situaties binnen een ethisch kader.
  • Communicatie: Het helder en overtuigend overbrengen van gedachten en gevoelens.

Doel en toepassing van sociale-vaardigheidstraining

Het doel van deze trainingen is leerlingen gedrag aan te leren dat sociaal gepast en effectief is in verschillende contexten. Dit is vooral belangrijk voor leerlingen die moeite hebben met het ontwikkelen van deze vaardigheden, zoals kinderen met autisme of gedragsstoornissen. Mitchell benadrukt dat de doelen realistisch moeten blijven; het is niet altijd haalbaar om diepe vriendschapsbanden te creëren, maar wel om sociaal functioneel gedrag te bevorderen.

Werkwijzen en technieken

Mitchell beschrijft diverse methoden om sociale vaardigheden aan te leren:

  1. Directe instructie: Het expliciet uitleggen van sociale vaardigheden en deze demonstreren.
  2. Rollenspellen en modeling: Leerlingen observeren een voorbeeld en oefenen vervolgens zelf.
  3. Feedback en bekrachtiging: Positief gedrag wordt beloond en bekrachtigd, terwijl negatief gedrag wordt geneutraliseerd.
  4. Generaliseerbaarheid: Het oefenen van vaardigheden in meerdere contexten om toepasbaarheid te vergroten.
  5. Gebruik van hulpmiddelen: Zoals video's, sociale verhalen, en groepsopdrachten.

Belang van sociale vaardigheden tijdens de puberteit

Sociale vaardigheden worden extra belangrijk tijdens de puberteit, een periode waarin sociale status en groepsdynamiek een grote rol spelen. Ontoereikende sociale vaardigheden kunnen leiden tot problemen zoals pesten, onderpresteren, en sociale isolatie.

Uitdagingen en beperkingen

Mitchell erkent dat sociale-vaardigheidstrainingen niet altijd de gewenste impact hebben. Effectgroottes variëren, en sommige leerlingen reageren niet goed op de training. Desondanks blijft het waardevol, vooral wanneer het geïntegreerd wordt in de dagelijkse schoolpraktijk.

Praktische aanbevelingen

  • Werk samen met ouders om consistentie te waarborgen tussen school en thuis.
  • Focus op kleine, haalbare doelen die bijdragen aan het zelfvertrouwen van leerlingen.
  • Gebruik groepsdynamiek om sociale vaardigheden in een veilige omgeving te oefenen.

Mitchell benadrukt dat het succes van sociale-vaardigheidstraining afhangt van hoe goed het wordt geïntegreerd in het bredere onderwijssysteem.

3. Sessie 4: Moeilijk contact, niet communicatief

  • Active-isolates, passive-anxious, unsociable= drie typen van teruggetrokken gedrag
  • Sociale fobie
  • Selectief mutisme --> gewenningstherapie
  • Be¨ïnvloedende en risicofactoren --> portfolio bij complexiteit
  • SEL competenties volgens Van Overveld



Portfolio's Master Educational Needs - Emelie Hens - studentnummer 5601290
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin