GSEL 3

6 januari 2025

De Kempeneer, E. (2015). Psycho-educatie in therapie: Informatie en empowerment. Tijdschrift Klinische Psychologie, 45(4), 241-246.

Wat is psycho-educatie?

Psycho-educatie is een proces waarin cliënten en hun families informatie ontvangen over psychologische stoornissen, de oorzaken, behandelingen en strategieën om ermee om te gaan. Het doel is om begrip te vergroten, terugval te voorkomen, en cliënten te empoweren. 

Doelen van psycho-educatie

  1. Preventie: Verminderen van de ernst en duur van problemen.
  2. Empowerment: Cliënten en families voorzien van kennis om zelfstandig met stoornissen om te gaan.
  3. Motivatie en therapietrouw: Begrip voor behandelingen stimuleren.
  4. Stigmatisering verminderen: Psychologische klachten normaliseren.
  5. Ontschuldiging: Biologische verklaringen bieden voor symptomen.

Toepassing in de praktijk

Psycho-educatie wordt gepersonaliseerd afgestemd op de behoeften van cliënten:

  • Individueel of in groepen: Zowel face-to-face als schriftelijk of digitaal.
  • Inhoud: Diagnoses, behandelplannen, copingstrategieën en praktische vaardigheden.
  • Vorm: Didactisch (informatief) of procesgeoriënteerd (interactief).
  • Voor wie?: Cliënten, families, of beiden.

Conclusie

Psycho-educatie is een waardevol hulpmiddel in therapie, met potentieel voor zowel preventie als empowerment. Het vereist echter een wetenschappelijke basis en een empathische aanpak. Samenwerking tussen disciplines kan de effectiviteit vergroten.


Endedijk, H., de Swart, F., Pranger, S., Hammer, A., van der Stelt, E., Molenaar, J., Laros, N., van Genderen, A., van Rossum, S., van Hout, G., Zee, M., & Mainhard, T. (2024). Perspectief nemen bij gedragsproblemen: Hoe perspectief nemen door leraren kan bijdragen aan sensitieve handelingsstrategieën en een vergrote competentiebeleving ten aanzien van leerlingen met gedragsproblemen. Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek. https://www.universiteitleiden.nl/begrp 

Het rapport bespreekt een onderzoek naar hoe leraren met behulp van de interventie BeGRP (Bekwaam in Gedrag: Responsief door Perspectief) hun begrip van leerlingen met gedragsproblemen kunnen verbeteren, evenals hun eigen gevoel van competentie en hun vermogen om sensitief te handelen.

Waarom dit project?

Leraren ervaren vaak handelingsverlegenheid bij het omgaan met leerlingen die zich druk, dwars, angstig of agressief gedragen. Deze onzekerheid kan leiden tot stress en een negatieve cyclus van conflicten. Het onderzoek richt zich op perspectief nemen: het proces van het begrijpen van de gedachten en gevoelens van de leerling, wat essentieel is voor sensitief leraargedrag.

Wat is BeGRP?

BeGRP staat voor Bekwaam in Gedrag: Responsief door Perspectief. Het is een interventie die is ontworpen om leraren te ondersteunen bij het omgaan met leerlingen met gedragsproblemen. Het doel van BeGRP is om leraren te helpen het perspectief van de leerling beter te begrijpen en hun eigen handelen hierop af te stemmen.

Hoe werkt BeGRP?

Het programma is opgebouwd rond een gestructureerd stappenplan dat leraren doorlopen tijdens een intervisiegesprek met een collega. Dit gesprek richt zich op een specifieke uitdagende situatie met een leerling. De stappen zijn:

  1. Situatie schetsen: De leraar beschrijft een recente lastige situatie met een leerling.
  2. Perspectief van de leerling navertellen: De leraar herformuleert het verhaal, maar vanuit de ogen van de leerling, in de "ik"-vorm.
  3. Context verduidelijken: De leraar en collega bespreken omgevingsfactoren die van invloed kunnen zijn op het gedrag van de leerling.
  4. Alternatieve verklaringen bedenken: Ze verkennen verschillende mogelijke oorzaken voor het gedrag, waarbij ze vooroordelen en aannames proberen te vermijden.
  5. Alternatieven toetsen: De leraar bedenkt concrete manieren om de alternatieve verklaringen te testen.
  6. Evaluatie: Na enige tijd reflecteren de leraren op de resultaten en eventuele nieuwe inzichten.

Kenmerken van BeGRP

  • Laagdrempelig: Leraren kunnen BeGRP toepassen zonder intensieve training of externe begeleiding.
  • Flexibel: Het stappenplan kan op elk gewenst moment worden gebruikt en past binnen de dagelijkse praktijk van leraren.
  • Reflectie en samenwerking: Het programma bevordert kritisch nadenken en leren van collega's door middel van intervisie.

Sessie 1 notities:

  • Verhoogde zorg 5-7%: tijdelijk, zelden individueel, Uitbreiding zorg 1-5%: intensief, individueel
  • Gedrag is relatief en relationeel = context --> pedagogische sensitiviteit en responsiviteit van belang
  • Benaderingen: behaviorisme, cognitivisme, interactionisme

Behaviorisme:

  • Straffen, belonen
  • Aangeleerd, waarneembaar gedrag
  • Belonen effectieven dan straffen (Thorndike)
  • Vb. PBS, 4-ladenmodel

Cognitivisme:

  • = denken heeft invloed op gedrag
  • Sociale leertheorie (Bandura): leren door observatie, belang van motivatie
  • Constructivisme (¨Piaget): leren is interactief

Interactionisme:

  • Zone van naaste ontwikkeling (Vygotsky) vb. scaffolding bij gedrag
  • Ervaringsleren: Leerstijlen van Kolb: doener, denker, beslisser, dromer
  • Vb. Interpersoonlijk paradigma Leary (vb. VIL vragenlijst)
  • Transactionele analyse: je ontwikkelt normen & waarden en past je aan aan je omgeving door een innerlijk dialoog
    EGO-toestanden (rollen): ouder (kritische en voedende ouder, volwassene, kind (aangepast en vrij kind)

Ecologische benadering:

  • intrapersoonlijke factoren (bevorderende en belemmerende factoren
  • micro, meso, exo, macro, chrono

Planmatig en cyclisch werken: 

  • HGW: handelingsgericht (oplossingsgericht) --> Portfolio's strategie zie ppt GSEL 3.2
  • PDCA: plan do check act (handig bij samenwerking)
  • OGW: opbrengstgericht (resultaten)

20 januari 2025

Sessie 2:

  • Criteria Rutter bij probleemgedrag: leeftijd, duur, context, socioculturele setting, hoeveelheid en frequentie, type problemen en % in populatie, intensiteit, verandering, situatiegebonden
  • Van der Wolf & Beukering: 8 typen gedrag
  • CAR-model van Stevens (1994): competentie, autonomie, verbondenheid
  • Suggesties boeken: Psychiatrie in de klas (= stappenplan voor individuele interventies (OGW))
  • Psycho-educatie met externe deskundigen als interventie

Gedragsfunctieanalyse (GFA):

  • ABC: antecedent --> behavior --> consequentie
  • Behaviorisme
  • Bandura: modelleren = spiegelen
  • Toegepaste gedragstheorie --> gedrag is situationeel
  • Handelingsplan van zog niveau 3
  • Nuttig bij externaliserend gedrag
  • Nadeel: omgeving minder betrokken in model

Fase A: Analyse --> zie documenten bijeenkomst 2

  1. Gedrag beschrijven d.m.v. observatie: concreet waarneembaar + doelgedrag concreet beschrijven
  2. Meten van gedrag: tijdsteekproef: wat? frequentie gedrag? graad?
  3. ABC-schema + hypothetische verklaring
    A: trigger vb. kenmerken lkr, lln, onderwijssituatie
    B: positief of negatief concreet waarneembaar gedrag 
    C: doel
    + omstandigheden: Wat is van invloed (vb. school, thuis, elders)?
    + functies: Wat wil lln bereiken?
  4. Gedragondersteuningsplan maken:
    bevat: aanpassing omgeving, hoe gewenst gedrag aanleren?, hoe duidelijk maken dat goed gedrag werkt? 

Fase B: Voorbereiding

  • Interventies om gedrag te laten toenemen of verminderen (aan de kant van de antecedenten (A) (= preventief) of consequenties (C)
  • Basisprincipes aanleren gedrag (PBS) zie slide 77
  • Reactieprocedure ongewenst gedrag zie slide 78

Fase C : Toepassen

Fase D: Evalueren

GFA volgens model van De Vries:

  • Geïntegreerde benadering
  • Meer focus op ecologie
  • Houdt rekening met belemmerende en stimulerende factoren

27 januari 2025

Bannink, F. P. (2006). De geboorte van oplossingsgerichte cognitieve gedragstherapie. Gedragstherapie, 39(3), 171–183. 

Het artikel beschrijft de ontwikkeling en toepassing van oplossingsgerichte therapie (OGT) als een aanvulling op de meer traditionele probleemgerichte cognitieve gedragstherapie (PCGT). 

De basis van oplossingsgerichte therapie verschilt van de traditionele, probleemgerichte benadering. In plaats van te focussen op problemen en klachten, richt de oplossingsgerichte aanpak zich op de gewenste toekomst en de manieren waarop cliënten dit kunnen bereiken. Deze benadering sluit aan bij de oude Griekse filosofie, waarbij het verschil tussen negatieve emoties vermijden (Stoïcijnen) en positieve emoties cultiveren (Epicuristen) zichtbaar is.

Kernprincipes:

  • Focus op oplossingen en gewenste toekomst: De nadruk ligt niet op het analyseren van problemen, maar op het vergroten van gewenst gedrag.
  • Cliënt als expert: De therapeut faciliteert en begeleidt, maar de cliënt wordt aangemoedigd om zelf oplossingen te ontdekken.
  • Positieve bekrachtiging: De therapeut versterkt positieve veranderingen door complimenten en erkenning.

De verschillen tussen PCGT en OGT worden verduidelijkt aan de hand van stadia in het gedragstherapeutische proces:

1. Kennismaking

  • Doel:Opbouwen van een positieve samenwerkingsrelatie met de cliënt.

  • Acties:De therapeut toont empathie en vraagt naar de sterke punten en successen van de cliënt.
  • Competentievragen worden gesteld, zoals: "Hoe is het u gelukt om dit te bereiken?" of "Wat doet u goed in deze situatie?"
  • De focus ligt op wat al werkt, met erkenning voor het lijden van de cliënt.
  • Problemen worden erkend, maar niet uitgebreid onderzocht. Het verleden wordt alleen besproken om eerdere successen te identificeren.

2. Doelformulering

  • Doel: Definiëren van gewenst gedrag en positieve doelen.
  • Acties:
    • De vraag "Wat wilt u in plaats van dit probleem?" wordt gesteld.
    • Het doel wordt geformuleerd in concrete, positieve, en haalbare termen.
    • Er wordt gebruikgemaakt van schaalvragen: "Als uw doel een 10 is en de slechtste situatie een 0, waar staat u nu? Wat heeft u nodig om een stap hoger te komen?"

3. Basismetingen

  • Doel: Identificeren van situaties waarin gewenst gedrag al voorkomt.
  • Acties:
    • De focus ligt op uitzonderingen: momenten waarop het probleem er niet of minder is.
    • De cliënt wordt gevraagd te observeren en na te denken over deze momenten.
    • Positieve gedrags- en cognitieve patronen worden versterkt en gestimuleerd.

4. Functieanalyse van gewenst gedrag

  • Doel: Analyseren van wat werkt en waarom.
  • Acties:
    • Analyse van situaties waarin gewenst gedrag al zichtbaar is (uitzonderingen).
    • Verkennen van hoe het gewenste gedrag zich uit in specifieke situaties.
    • Toekomstgerichte vragen zoals: "Stel dat uw doel is bereikt, wat zou u dan anders doen?" (de zogenaamde "wondervraag").

5. Modificatieprocedures

  • Doel: Cliënt helpen meer van het gewenste gedrag te vertonen.
  • Acties:
    • Gebruikmaken van eerdere successen en vaardigheden van de cliënt.
    • Vragen stellen zoals: "Wat heeft u in het verleden gedaan dat werkte?" of "Hoe kunt u dat nu weer toepassen?"
    • De cliënt wordt gezien als de expert in zijn eigen leven. De therapeut leidt "een stap achter de cliënt."

6. Uitvoering

  • Doel: Toepassen van veranderingen in het dagelijks leven.
  • Acties:
    • Huiswerk wordt alleen gegeven als de cliënt dat waardevol vindt.
    • Oefeningen kunnen gericht zijn op het versterken van gewenst gedrag, bijvoorbeeld:
      • Doe meer van wat werkt.
      • Doe alsof het probleem is opgelost en let op de veranderingen.
      • Probeer iets nieuws en observeer het effect.
    • Verandering wordt vaak al tijdens de sessie bereikt door het positieve gesprek.

7. Evaluatie

  • Doel: Voortgang monitoren en therapie afsluiten.
  • Acties:
    • Elke sessie begint met de vraag: "Wat is er sinds de vorige keer beter geworden?"
    • Vooruitgang wordt gemeten door schaalvragen en het toegenomen gewenste gedrag.
    • De cliënt bepaalt wanneer de therapie kan worden beëindigd.
    • Er wordt aandacht besteed aan terugvalpreventie, indien nodig

Foolen, N., & Ince, D. (2013). Cognitieve gedragstherapie. Nederlands Jeugdinstituut.

Wat is cognitieve gedragstherapie (CGT)?

Cognitieve gedragstherapie is een psychotherapeutische benadering die wordt ingezet om denkfouten en disfunctionele patronen te herkennen en te corrigeren. Deze denkfouten kunnen leiden tot psychische klachten, zoals angst, depressie, of ongewenst gedrag. CGT richt zich op het beïnvloeden van gedachten (cognities) en de wisselwerking tussen denken, voelen en gedrag. Het uiteindelijke doel is om de cliënt te helpen situaties realistischer en positiever te interpreteren, waardoor klachten afnemen.

CGT is geschikt voor verschillende doelgroepen, zoals kinderen, jongeren, volwassenen en gezinnen. De therapie wordt vaak toegepast bij kinderen van 8 tot 18 jaar, met een gemiddelde duur van drie maanden tot een jaar, afhankelijk van de aard van de klachten.

CGT is een gestructureerd proces waarbij een cliënt samen met een therapeut leert anders te denken en te reageren op belastende situaties. Het proces verloopt meestal in de volgende stappen:

  1. Probleemanalyse: In de eerste sessies brengen therapeut en cliënt de klachten in kaart en legt de therapeut de basisprincipes van CGT uit. Cliënten krijgen opdrachten, zoals het bijhouden van een dagboek over problematische situaties en bijbehorende gedachten en gevoelens.
  2. Onderzoeken van gedachten: De therapeut helpt de cliënt kritisch te kijken naar de realiteit van de opgespoorde gedachten. Zijn deze waar? Dit gebeurt door middel van gestructureerde vragen en argumenten.
  3. Nieuwe gedachten formuleren: Indien de oorspronkelijke gedachten niet kloppen, leert de cliënt evenwichtiger en positievere alternatieven te formuleren. Als de gedachten wel kloppen, helpt de therapeut de cliënt strategieën te ontwikkelen om hiermee om te gaan.
  4. Gedragsverandering oefenen: In de laatste fase probeert de cliënt in het dagelijks leven nieuwe, positieve gedachten uit. Dit wordt gedaan via gedragsexperimenten en oefensituaties onder begeleiding van de therapeut.

Technieken binnen CGT

  • Cognitieve herstructurering: Het uitdagen en vervangen van disfunctionele gedachten door behulpzame gedachten.
  • Exposure: Het gecontroleerd blootstellen aan angstige of vermeden situaties om negatieve emoties te verminderen.
  • Zelfinstructietraining: Het aanleren van interne zelfspraak om gedrag te sturen, vaak toegepast bij kinderen.
  • Probleemoplossend denken: Een gestructureerde aanpak in vier stappen: probleem identificeren, oplossingen bedenken, plan uitvoeren en evalueren.
  • Zelfcontrole: Cliënten leren zichzelf te observeren, doelen te stellen, gedrag bij te sturen en zichzelf te belonen.
  • Psycho-educatie: Het geven van informatie aan cliënten (en hun ouders) over hun klachten en hoe hiermee om te gaan.

Indicaties en contra-indicaties

CGT is geschikt voor een breed scala aan problemen, waaronder angsten, depressie, eetstoornissen, gedragsproblemen en zelfbeschadiging. Voor een succesvolle therapie is het belangrijk dat cliënten openstaan voor zelfreflectie en abstract kunnen denken. CGT is minder geschikt voor jonge kinderen of mensen met ernstige cognitieve beperkingen, omdat zij mogelijk niet over de vereiste vaardigheden beschikken.

Effectiviteit van CGT

Uit onderzoek blijkt dat CGT een effectieve behandelvorm is voor veel psychische problemen, zoals angststoornissen, depressie en gedragsproblemen. De resultaten kunnen echter variëren, afhankelijk van leeftijd, ernst van de klachten en andere kenmerken van de cliënt.


Sessie 3: Cognitieve benadering

Cognitieve leertheorie (Piaget): sociaal leren heeft effect op gedrag

Sociale informatieverwerkingstheorie: 

  • Situatie > waarneming > waardering > probleemoplossing > reactie > situatie > ...
  • Onderscheid tussen leerlingen met kort lontje (reactief) en koele kikkers (pro actief)

Cognitieve gedragstheorie 

  • vb. rationeel emotieve therapie (RET)= irrationele overtuigingen omzetten in rationele
  • Oorzaken irrationele overtuigingen vb. perfectionisme, afhankelijkheid van waardering, weinig frustratietolerantie, liefdesjunk
  • ABC van RET: Aanleiding > Beliefs and thoughts > Gevolg (gevoelens, gedrag)

Cognitieve technieken

  • Gedrag anders leren richten vb. meditatie, taakconcentratietraining (vb. braingames, cogmed), optimisme training, mindfulness
  • GGGGG-schema: gebeurtenis > gedachte > gevoel > gedrag > gevolg > gebeurtenis > ...
  • Matrixtraining voor overvolle hoofden
  • ACT methode: acceptance and commitment therapy --> shit happens --> leren accepteren en loslaten + veerkracht versterken

3 februari 2025

Leenders, H., de Jong, J., Monfrance, M., & Haelermans, C. (2021). Samenwerken met ouders van zorgleerlingen. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 60(6), 269-282. 

Het artikel geeft een aantal concrete tips en inzichten voor het verbeteren van ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie, vooral in de context van zorgleerlingen. Hier zijn de belangrijkste aanbevelingen en tips:

1. Tweezijdige communicatie

Vraag actief om input: Leerkrachten moeten niet alleen informatie geven aan ouders, maar ook actief vragen naar hun mening, zorgen en ideeën. Dit kan door open vragen te stellen zoals: "Hoe ervaart u de situatie thuis?" of "Wat denkt u dat uw kind nodig heeft?"
Check of ouders het begrijpen: Zorg ervoor dat ouders de informatie begrijpen, vooral als het gaat om complexe zorgroutes of beslissingen. Dit kan door te vragen: "Begrijpt u hoe we tot dit advies zijn gekomen?" of "Heeft u nog vragen over de volgende stappen?"
Gebruik visuele hulpmiddelen: Voor ouders met taalbarrières of laaggeletterdheid kunnen beeldmateriaal, pictogrammen of eenvoudige taal helpen om de communicatie te verbeteren.


2. Gelijkwaardig partnerschap

Neem ouders serieus: Behandel ouders als gelijkwaardige partners in het zorgproces. Dit betekent dat hun ervaringskennis over hun kind net zo belangrijk is als de professionele kennis van de leerkracht.
Betrek ouders bij beslissingen: Laat ouders meebeslissen over de ondersteuning die hun kind nodig heeft. Dit kan door gezamenlijk doelen te stellen en regelmatig te evalueren wat wel en niet werkt.
Vermijd eenzijdige adviezen: In plaats van alleen advies te geven, kunnen leerkrachten samen met ouders kijken naar mogelijke oplossingen. Bijvoorbeeld: "Wat denkt u dat we thuis en op school kunnen doen om uw kind te helpen?"


3. Empathie en begrip tonen

Wees sensitief voor de thuissituatie: Leerkrachten moeten zich bewust zijn van de uitdagingen waar ouders mee te maken kunnen hebben, zoals financiële problemen, taalbarrières of een gebrek aan tijd en energie. Toon begrip voor deze situaties en pas de verwachtingen aan.
Toon compassie: Voor ouders die het moeilijk hebben, is het belangrijk om begripvol en ondersteunend te zijn. Bijvoorbeeld: "Ik begrijp dat het thuis druk is, laten we samen kijken wat haalbaar is."
Respecteer culturele verschillen: Leerkrachten moeten openstaan voor andere opvoedstijlen en culturele achtergronden. Dit kan door vragen te stellen zoals: "Hoe pakt u dit thuis aan?" en daarop aan te sluiten.


4. Praktische ondersteuning bieden

Coördinatie tussen school en thuis: Zorg voor een goede afstemming tussen wat er op school en thuis gebeurt. Dit kan door regelmatig contact te houden met ouders en af te spreken hoe ze thuis kunnen ondersteunen.
Kleine stapjes: Voor ouders die overweldigd zijn, kan het helpen om kleine, haalbare stappen voor te stellen. Bijvoorbeeld: "Laten we beginnen met 10 minuten lezen per dag, en dan kijken we hoe het gaat."
Gebruik tolken of familieleden: Als er taalbarrières zijn, kunnen tolken of familieleden helpen om de communicatie te verbeteren. Dit maakt het voor ouders makkelijker om hun vragen en zorgen te uiten.


5. Professionele ontwikkeling van leerkrachten

Training in omgaan met diversiteit: Leerkrachten kunnen baat hebben bij trainingen die hen helpen om beter om te gaan met ouders uit verschillende culturele en sociaaleconomische achtergronden.
Reflectie op eigen houding: Leerkrachten moeten zich bewust zijn van hun eigen houding ten opzichte van ouders en reflecteren op hoe zij hun expertrol kunnen combineren met een partnerschapsrelatie.
Leren van goede praktijken: Leerkrachten kunnen leren van collega's die succesvol zijn in het betrekken van ouders, vooral op stimuleringsscholen waar meer tweezijdige communicatie plaatsvindt.


6. Regelmatig contact en evaluatie

Frequent contact: Zorg voor regelmatig contact met ouders, niet alleen wanneer er problemen zijn. Dit kan door bijvoorbeeld maandelijkse gesprekken of updates via een communicatie-app.
Evaluatie van de samenwerking: Evalueer regelmatig met ouders hoe de samenwerking verloopt en wat er eventueel verbeterd kan worden. Dit kan door vragen te stellen zoals: "Hoe ervaart u de samenwerking tot nu toe?" of "Wat kunnen we anders doen om u meer te betrekken?"


7. Specifiek voor zorgleerlingen

Gezamenlijke zorgplanning: Betrek ouders actief bij het opstellen en evalueren van zorgplannen voor hun kind. Dit kan door gezamenlijke gesprekken te voeren over de doelen en de voortgang.
Transparantie in zorgroutes: Leg ouders duidelijk uit hoe zorgroutes werken en welke keuzemogelijkheden er zijn. Dit helpt ouders om beter begrip te krijgen van het proces en zich meer betrokken te voelen.
Rekening houden met thuisomstandigheden: Vraag ouders hoe zij thuis met de problemen van hun kind omgaan en pas de zorg daarop aan. Dit kan door te vragen: "Hoe gaat het thuis met de aanpak van het probleem?" en daarop in te spelen.

Sessie 4: 

  • Tip: singaleringsplan om gevoelens inzichtelijk te maken --> Hoe zie je dat aan me? 
Portfolio's Master Educational Needs - Emelie Hens - studentnummer 5601290
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin